Misdienaar

bron : "Widde't nog van toen" van René Vanderhenst

Ik ben ook misdienaar of koorknaap geweest. De "club" der misdienaars had toen ergens een plaatsje op de hiërarchische ladder van Onze Moeder de Heilige kerk. We hadden een voorbehouden plaats op het koor, achter het toen nog rood-witte beeld van het Heilig Hart. We moesten de gebeden kennen; in 't Latijn alsjeblieft! We dienden de mis, zorgden voor kaarslicht, wijn en water, luidden 's zondags onder de consecratie de grote bel, gingen mee de Communie naar de zieken dragen en mochten soms in noodgevallen de oude koster bijstaan met het draaien van de blaasbalg van het orgel. Wij, de koorknapen, werden dikwijls benijd door onze makkers. Wie had er ook zo'n kans om eens wijn te proeven en wie kon er aan de veelgezochte kaarsenstompjes komen om een wagentje te maken? Wie mocht om acht uur, na de catechismusles, de klok luiden in 't kerkportaal? Wij, de misdienaars. We dienden om beurten in de missen van zes uur, half zeven en zeven uur, maar 't summum was 's zondags om tien uur de Hoogmis dienen van Pastoor Nijs. Mijn moeder moest, telkens ik die verheven taak vervulde ten aanschouwe van gans de gemeenschap, een traantje van ontroering en fierheid wegpinken. Ik geloof dat ze mij al, in 't purper gekleed, aan 't altaar zag staan.

pastoorNijs.png

Pastoor Nijs, een waardig ascetische priester, hield de wind onder zijn koorknapen. Hij was streng en devoot, bewust van zijn geestelijk vaderschap over zijn parochianen … en hij gebruikte zijn gezag. Het woord van onze pastoor klonk sterker dan dat van onze burgemeester, vader of wie dan ook!
Als hij op kermiszondag vanop de kansel Satan beschreef die rondIsloop in het duister -vooral in de danstent van de Meyleman en in de herbergen- dan heerste er een drukkende stilte in de tempel. Tussen de kermissoep, de patatten met rode kool en haan, rolden de vaders met hun en bromden: "Ge hebt het gehoord hé, wat de pastoor gezegd heeft" en het jonge volkje berustte en trachtte te verzaken aan de geneugten des levens.
De "engel der gerechtigheid" waarvan sprake in 't evangelie, had voor mij het aangezicht van pastoor Nijs. Zijn kerk was zijn trots. Ik weet nog dat zij herschilderd werd in mijn koorknapentijd. Nee, niet zo ijl crèmekleurig zoals nu. De muren rond het altaar op het koor word dieprose, 't leek of ze bekleed waren met kostbare tapijten, en ik heb de twaalf apostelen daar onder de glasramen zien groeien. Op een morgen prijkten daar Petrus en een halfvoltooide Paulus die me met zijn één oog streng aankeek. Maar ze kwamen er alle twaalf, zelfs de vals loerende Judas, en assisteerden ons bij onze verheven taak. De grote beelden van Jezus en Maria op het koor kregen een rode en blauwe, goud omzoomde mantel en de heiligen op hun sokkels aan de zijmuren pronkten in feestelijke gewaden. Als dan in de vroege morgen de zon door veelkleurige glasramen priemde, scheen het koor te leven. Je word zowaar stil en ingetogen bij.
Liefst diende ik de mis bij Meneer Directeur Smets, een vaderlijke man vol wijsheid, aan 't zijaltaar van Sint Jozef.
Nu gaan onze parochieherders "ons Heer" naar de zieken brengen per auto. Zo ging dat niet in onze tijd, oh nee! Het gebeurde toen te voet. Voorop stapte de misdienaar, midden op de baan, in de linkerhand do brandende lantaarn, in de rechter de regelmatig rinkelende bel. Daar achter stapte de priester met het Heilig Brood. Deuren gingen open en mensen knielden, voorbijgangers bogen eerbiedig en werklui, die naar het werk reden, stapten af, namen hun pet van 't hoofd en zegen op één knie in 't zand. Bij lente en zomer was 't prettig zo door de straten te gaan. Maar als de noorderwind snerpte en de sneeuw een voet dik lag, was het een zware karwei. Nuchter - want we moesten 's morgens eerst communiceren - te voet naar de Hei stappen tot in het kosthuis van "Liejn Verbeek", of tot achter op de Neus bij "Koeb Driesen", kroop niet in onze koorknapen-klederen. Wel was er wat balsem voor de verkleumde misdienaarsziel: bij Liejn lag er op het schoteltje tussen kaars, kruis en palmtakje een halffrankske fooi en bij Koeb een stuk chocolade met harde suiker erin en met een duivelskop op het papierke.
Als koorknaap werd je ook aan huis verondersteld te fungeren als voorbidder bij het dagelijkse rozenhoedje na het avondeten. Na de weesgegroetjes en de litanie kwam er steeds een resem Onze Vaders en weesgegroeten voor allerlei intenties: de Heilige Apolonia tegen de tandpijn, de Heilige Cornelis tegen de stuipen en een Onze Vader en een weesgegroet "opdat onze jong later pastoor zou worden…" Je ziet, iedere stiel had toen al zijn goede en kwade kanten.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License