Het Is Geen Man Die Niet Roken Kan

bron : "Pelter ditjes en datjes" van René Vanderhenst

Lang zal het niet meer duren of je zult in de krant lezen: «Roker betrapt op heterdaad. De rechter veroordeelde hem tot tien jaar hechtenis.”.
De arme huisvader, die na volbrachte dagtaak, lekker een rokertje wil paffen om zijn geteisterde zenuwen tot rust te brengen, weet niet meer waar hij even rustig kan zitten. Roken in huis mag niet meer. De gordijnen worden geel, het plafond wordt zwart, de kamer stinkt, zelfs het toilet, de volmaakte plaats van echte rust, is verboden gebied.
Stap je bij je huisdokter binnen omdat je meent hier en daar iets te voelen, komt onmiddellijk de fatale vraag: «… en je rookt zeker?». Antwoord je bevestigend, dan schudt die wijze man bedenkelijk het hoofd, trommelt met zijn knokkels op je rug en borst, beluistert je longen met een ijskoude stethoscoop en… in vier van de vijf gevallen moet je het horen :”Ik zou maar wat minder aandoen, liefst stoppen met roken, want…” Als je zwaar ontgoocheld buiten gaat, zie je nog juist hoe dokterlief een sigaretje opsteekt.

groenemichel.jpg

Een biertje drinken in een café gaat nog, maar kijk uit waar je zit : toch zeker niet in de rookvrije zone? In het restaurant word je al wantrouwig bekeken als je ook maar iets naar tabak ruikt. De negen tienden van de treinwagens zijn verboden gebied voor Pietje de roker!
De sigarenmakers die in het midden der dertiger jaren zwaar geld verdienden en goede sier maakten, zijn al lang uit ons dorpsbeeld verdwenen en op een pakje tabak of sigaretten lees ik nu zelfs het doodvonnis :”Tabak schaadt de gezondheid!» Het zal wel waar zijn!…
Maar wat zijn wij, Peltenaars van 70 jaar en meer, gelukkige kadetten geweest en… het moet wel: ijzersterke kerels, anders waren we reeds vele jaren geleden gestorven en vergeten.
In de periode tussen de twee wereldoorlogen was tabak een onmisbaar produkt. Wij, rakkers, staken ons eerste “officieel” sigaretje op, op de dag van onze Plechtige Communie. Vooraf hadden we natuurlijk wel ergens «in het vlakke land» geoefend met wat gepikte tabak of een losse sigaret, gekocht bij Katje van Sus of Mieke Flup. Ik ken zelfs tijdgenoten die op die dag hun eerste pijpje cadeau kregen; je werd dan immers als volwassene beschouwd.
Ieder rookte toen, tenminste iedere jongen of man! De vrouwelijke rooksters doken eerst op na de oorlog 1940-1945, gevolg van «chocolat and cigaret for you, darling!»
De spreuk: «Het is geen man die niet roken kan» hing vroeger overal, in kamers en keukens, in herbergen en winkels.
Tegenover het kiosk op 't marktveld, in 't huis waar Willy Lehaen zijn pralines en zijn ijsjes verkoopt, was de bloeiende tabakswinkel van het wijfke Stevens met rookartikelen voor «elck wat wils!”. Het weze gezegd: Wijfke Stevens en haar ontembare zoon Gerard waren zware concurrenten voor Zjangske Rechters achter op het dorp.
Jongelui kochten sigaretten. Ozze Zjang, Joan, Zjuul en Zjaak rolden hun rokertjes en ik zie nog hoe ozze Zjang zijn rookstokje trouw aan zijn onderlip bleef kleven tijdens het spreken.

belga.jpg
pijp.jpg

Rond 1927-1928 kostte zo'n pakje tabak Belgam of Radio 1,20 fr. Het aantal pijprokers was zeker het grootst; je had pijpen in alle soorten : kromme pijpen, korte neuswarmers, lange studentenpijpen, aarden pijpjes die prachtig kleurden door de hitte, dure pijpen van heidewortel en zelfs van meerschuim. Kerels die de handen niet vrij hadden tijdens het werk, zoals onze smid Fons, namen een flinke «siek!». Ze namen uit hun tabakszak een flinke prop tabak tussen duim en wijsvinger en stopten dat in de mond. Je zag dan hoe dat tabakspruimpje links of rechts onder de wang bolde. ..en speken dat die pruimers konden!
Onze smid was echt een kampioen tabakspruimer… en dus ook een zeer fameuze speker (onze vriend Charel van Lewie van 't menneke die z’n mond liet openhangen, kon er van meespreken). Zijn grote pak Kroontabak, grof van snee, stond altijd in de rek, kort bij de deur. Dat pak was oorzaak van onze dagelijkse zonden en… «Eerwaarde Vader, ik heb vijf maal, min of meer, een beetje tabak gestolen bij de smid.».
Bij het wijfke Stevens en ook bij Zjang Stokbroeks kon je speciale rollekens pruimtabak kopen; het waren juist zwarte worstjes in een tabakssaus. Dan was er ook nog snuiftabak. Oude mannekens en vrouwkens snoven zo'n wolkje snuiftabak op en … hatsjie! Gezondheid!
Rijke burgers rookten sigaren: Jaberico van Geurts van Eksel en dikkopjes. Wij verzamelden de sigarebandjes. Natuurlijk had je ook velerlei dure en goedkope sigaretten-etuis en tabaksdozen, maar onze boeren en boerenzonen gebruikten de gedroogde varkensblaas.
Dorpsgenoot, je zal nu begrijpen hoe wij, volwassenen, tijdens wereldoorlog 1940-1945 geleden hebben onder de strenge rantsoenering van ons nicotinekruid. De nood maakte ons echter spitsvondig. We mengden ons mager rantsoentje met gedroogde rabarber- of eikebladeren en in onze hof kweekten we stiekem tabaksplanten. We verzorgden ze goed en vrijwaarden ze van vraatzuchtige slakken. Eens de bladeren gedroogd konden we ons zelf trakteren op een lekker sigaretje of pijpje. Wel moet ik zeggen: «Lieve mensen, dat was zware kadet». Je rookte je een loden kop.
Ik heb toen dikwijls horen vertellen dat tijdens de oorlog van 1914-1918 onze boeren, puur uit rookhonger, «boegende kaaf» in hun pijp stopten.

Pelterditjes01_MartenPijproker.png

Op een zondagvoormiddag in het late najaar 1917, verliet meester Peeten, toen nog een flinke jonge kerel, na de hoogmis de kerk. Hij had die morgen nog niks gerookt, zijn goesting was groot maar zijn tabakszak was leeg. En… wat zag hij daar? Onder de kerkelinde stond landbouwer Marten Vanbuel uit het Hezerke een grote pijp te stoppen uit een nog meer dan halfvolle varkensblaas.
De meester snelde toe! Marten stak zijn pijp aan… vlam… deed een flinke trek, blies een rookwolk uit en de pijp was leeg. «Marten», smeekte onze Gerard, «Marten, mag ik misschien ook een klein pijpke stoppen?» De boer bekeek hem uit de hoogte en zei: «Dé zal niej goan, jong! We hemmen toeës mer e half mendje mier. We dorsen urst boegend over vèrtien daag en… we moeten hèj me drijen van roken!»
Lezers en lezeressen, het zal wel waar zijn: «Tabak schaadt de gezondheid». Inderdaad, ze zijn heengegaan: Marten Vanbuel, meester Peeten, ozze Zjang en z'n maat Joan, Fons de smeed en veel anderen maar… was het van den tabak of van den ouderdom? Om dat te weten zullen we moeten wachten tot daar boven. We zullen het hun vragen!

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License